Faalangst – herkennen en behandelen

Afbeelding faalangst

Faalangst of atychifobie is de angst om te falen, tekort te schieten of om aan bepaalde verwachtingen van jezelf of anderen niet te kunnen voldoen.

Waar herken je faalangst aan?

Wanneer deze spanning een negatieve invloed heeft zou je het liefst willen vluchten, onzichtbaar willen zijn. De omgeving maakt dit niet mogelijk: er moeten vragen worden beantwoord, een spreekbeurt worden gehouden of een lezing worden gegeven etc. Tevens is er de machteloosheid er iets aan te doen, terwijl men weet dat men kalm moet blijven om optimaal te kunnen functioneren. De adrenaline zorgt ervoor dat de hersenen minder goed functioneren (hoe meer adrenaline er door de bijnieren wordt geproduceerd, hoe groter de neiging te willen vluchten), toch wordt er een prestatie verlangt. Dit conflict roept allerlei geestelijke, emotionele en lichamelijke spanningen op.

De reacties op faalangst kunnen zijn:

Fysiek

Het lichaam spant zich en elk persoon heeft zijn ‘zwakke plek’ waarop de spanning zich ent: buikpijn, spierpijn, hoofdpijn, beven, hartkloppingen, zweten, zuchten, te diep inademen. Het kunnen allemaal uitingen zijn van faalangst;

Cognitief

de adrenaline zorgt ervoor dat het denken wordt geblokkeerd. Als dit verschijnsel zeer ernstig is, kan men helemaal niet meer denken. Dit noemt men dan een ‘black- out’. Na het prestatiemoment verdwijnt de adrenaline uit het bloed en kan men weer denken en weet men alles weer, waar men tijdens de toets maar niet op kon komen. Andere cognitieve reacties zijn: negatief voorspellen, doemdenken, steeds negatief evalueren, vergelijken met anderen of anderzijds extreem relativeren;

Gedragsreacties

chaotisch te werk gaan, erg detaillistisch studeren, veel wiebelen, voortdurend onderbreken en weglopen, afdwalen met gedachten etc. Deze reacties kunnen opduiken zowel voordat men aan de te verwachten prestatie begint, als ook terwijl men bezig is of ook achteraf.

Faalangst in het onderwijs: Wat is faalangst en wanneer ontstaat het?

Faalangst is een merkwaardig verschijnsel. In spannende omstandigheden (bijvoorbeeld bij een toets) wordt het faalangstige kind zo angstig, dat het als het ware verkrampt. Daardoor presteert het kind minder dan het in werkelijkheid kan. De auteur I. Coomans zegt er het volgende over:

Faalangst is het geheel van fysieke, cognitieve en gedragsmatige reacties op een situatie waarbinnen men, naar eigen aanvoelen, een prestatie moet leveren die om een of andere reden belangrijk wordt geacht, en waarbij men de kans op mislukking reëel inschat.

Het is onze ervaring (de Mee-denkers) dat mensen die een ooit prestatiegerichte overlevingsstrategie hebben gekozen en mensen die zich niet goed hebben voorbereid het meest last hebben van angst om te falen. Van de laatstgenoemden weten we vaak van te voren zeker dat ze zullen falen. Bij de eerstgenoemde groep verwacht men het vaak niet.

Faalangst ontstaat dus in situaties waarbij iemand beoordeeld wordt of beoordeeld denkt te worden.
Dit is ook het kenmerkende van faalangst: het treedt alleen op in bepaalde toestanden. Het is als het ware een afgebakende angst. Het kan voorkomen dat een ‘faalangstige’ leerling alleen last heeft van faalangst bij het vak taal. Bij rekenen bijvoorbeeld kan het kind helemaal geen faalangst vertonen en gaat het juist met plezier aan het werk.

De school, als onderwijsinstituut, zit vol taakopdrachten (beoordelingen!) van kinderen. Bij vliegers, die een aantal keer per jaar in een flightsimulator, onder toezicht van een examinator steeds maar weer moeten bewijzen dat ze nog geschikt zijn en adequaat op stresssituaties kunnen reageren kan er na verloop van tijd ook faalangst optreden. Het is dan ook niet zo gek, dat faalangst vooral in die situaties en op scholen voorkomt.

Drie soorten faalangst

Angst kan al optreden als de leerkracht de toets uitdeelt. Er moet nu min of meer verplicht een taak uitgevoerd worden.. Ook kan een kind geheel verkrampen bij het zien van allerlei toestellen in de gymzaal. Er zijn dan ook drie soorten faalangst: Motorische faalangst: (‘Ik durf dat wandrek niet in’)

Er zijn kinderen die heel angstig worden bij vakken als tekenen, handvaardigheid en bewegingsonderwijs.
Er wordt een beroep gedaan op het motorisch handelen. Er zijn kinderen die er vreselijk tegenop zien iets met hun lijf te moeten doen Dit handelen lukt niet, omdat de angst zorgt voor een verkrampte houding. De leerkracht verwacht dit niet, omdat het kind fysiek wel in staat is de oefening uit te voeren. Sociale faalangst: (‘Ik ben bang dat ze me uit zullen lachen’)

Kinderen trekken op school de hele dag met elkaar op, grotendeels in groepsverband. Voor de een is dat heerlijk, voor de ander een ramp. Om op een doelmatige manier met klasgenoten op te trekken is heel wat nodig. Je moet bijvoorbeeld weten hoe je een beetje meetelt in de groep. Of: hoe je juist niet al te veel opvalt.

Het kind dat sociaal faalangstig is ervaart de school niet als een rustige, veilige plek. Het heeft telkens het gevoel dat het niet aardig of lief wordt gevonden. Volgens de auteur Wolpe houdt sociale faalangst in dat het kind bang is voor kritiek, voor bekeken worden tijdens het werk, voor niet- geaccepteerd worden, voor sociaal op de voorgrond treden en voor autoriteitspersonen. Er is sprake van een geremdheid in het leggen van contacten en het hebben van te weinig sociale vaardigheden. Aan de leerling is vaak te zien of hij of zij sociaal faalangstig is (denk maar aan het teruggetrokken, stille kind of juist het drukke, nerveuze kind). Cognitieve faalangst: ‘Ik behoor het te kunnen, maar..’)

Deze vorm van faalangst slaat voornamelijk op opdrachten die te maken hebben met het leren op school, waar een beoordeling aan te pas komt. Het kan al zo zijn dat als de leerkracht nieuwe leerstof aankondigt, de leerling last heeft van klamme handen, hoofdpijn, buikpijn etc. Hierdoor kunnen de leerlingen de uitleg slecht volgen. Hun concentratie wordt gestoord door de vrees dat ze het wel weer niet zullen snappen. Het vooruitzicht van een toets of overhoring zorgt voor een piek in de cognitieve angst.

Mengvormen

Cognitieve, motorische en sociale faalangst kunnen in combinatie met elkaar voorkomen. Een leerling die onverwacht voor de klas een beurt krijgt, kan geblokkeerd raken door alle ogen die hij of zij op zich gericht weet. Het feit dat de leerling de geleerde woordjes niet meer weet, vormt het cognitieve aspect, de rol van het publiek van klasgenoten het sociale aspect.

Faalangst lijkt bovendien als een olievlek te werken : het begint op een klein afgebakend terrein, maar ongemerkt breidt de angst zich uit naar andere situaties.

Faalangst uit zich op school in verschillende vormen: je kunt spreken van motorische-, sociale- en cognitieve faalangst. Ook bestaat er een mengvorm van deze drie faalangstvormen.

Het lichaam reageert verschillend op faalangst, het ene kind spreekt over misselijk en hoofdpijn. Een ander kind heeft het over een wilde storm in -of een strakke band om – het hoofd die het denken geheel blokkeert.

Faalangst is een gevoel en gevoelens zijn niet altijd zichtbaar voor de buitenwereld.

Het herkennen van faalangst

Cognitieve, sociale en motorische faalangst uiten zich op verschillende manieren. In de klas zijn het niet alleen onderpresteerders, maar ook zijn het zoals gezegd regelmatig de kinderen die juist erg perfectionistisch zijn. Ze mogen van zichzelf geen fouten maken of geen lager cijfer halen dan een acht. Natuurlijk zijn er ook kinderen die hun onzekerheid tonen door alles nog een paar keer te komen vragen en steeds willen horen of ze op de goede weg zijn. Die onderken je het makkelijkst als faalangstig. Andere kinderen doen erg lang over om aan hun werk te gaan, ze hebben een sterke voorkeur voor bekend en makkelijk werk en mijden nieuwe taken. En weer andere kinderen maskeren hun foutengedrag door bijvoorbeeld een overkoepelende overlevingsstrategie door bijvoorbeeld clownesk gedrag te vertonen of overdreven brutaal te doen. Kortom: faalangst uit zich in vele vormen. Soms in een veelvoud van gedragsveranderingen. Dit maakt het voor de leerkracht niet eenvoudig.

Een signaleringslijst als hulpmiddel kan de leerkracht op weg helpen

Het goed observeren van het gedrag van de leerling en het opvangen van bepaalde signalen is dan ook van groot belang. Het levert een veelheid van gegevens op, die nodig zijn voor de begeleiding.

De volgende onderdelen kunnen ook gebruikt worden bij het herkennen faalangst:

Motorische faalangst

Men kan zeggen dat het kind bij het omcirkelen van vijf (of meer) keer het woordje ‘vaak’ het kind naar motorische faalangst neigt; fysiek vluchtgedrag, blokkering, terugtrekkend gedrag, onverschillig gedrag, negatief gedrag, en spanning.

Sociale faalangst

Je kunt spreken van sociale faalangst als het kind zes of meer ‘vaak’ scoort. Bij tienmaal ‘soms’ kan er in veel gevallen sprake zijn van deze vorm van faalangst;

Cognitieve faalangst

Bij elf of meer ingevulde ‘vaak’- vakken, kan men spreken van cognitieve faalangst.
Bij ongeveer veertien omcirkelde ‘soms’- woorden is het kind cognitief faalangstig.

Behandeling faalangst

Als mensen of kinderen last blijken te hebben van faalangst dan is het zaak om de symptomen, die zich hierbij voordoen serieus te nemen. Overlevingsstrategieën die zich rond dit fenomeen vormen leiden op den duur tot een hevig intern conflict wat ten eerste vermoeiend is en iemand er van kan weerhouden om op een prettige harmonieuze wijze zijn leven te leiden. Het wordt in plaats hiervan dan vaak LIJDEN. Mensen met een schakering van maskers en sterke overlevingsstrategie kunnen pas op latere leeftijd door de mand vallen, overspannen of burnout geraken.

De Mee-denkers hebben een kortdurend behandelplan voor de meeste van de hieronder geschetste vormen van faalangst. De behandeling wordt sterk verkort naarmate de motivatie om er van af te komen groter is en de hoop op herstel sterker is en men ook thuis met behulp van het meegeleverde zelfhulp-cd’s aan de gang gaat. faalangst Kernfusietraining©, waarbij dus ook thuis gewerkt kan worden aan het probleem met behulp van de Zelfhulp-cd’s , is voor zowel kinderen als volwassenen ook een effectieve aanpak van het probleem faalangst gebleken. Mensen die aan hun faalangst zijn komen werken door middel van onze aanpak, blijken achteraf ook in andere situaties meer zelfvertrouwen te hebben en met meer plezier te studeren of hun werk te doen.

Het diagnosticeren van faalangst

Belangrijk is om eerst een zorgvuldige diagnose te laten plaatsvinden voordat er met de begeleiding wordt begonnen. De vraag die dan gesteld wordt is: hoe komt het dat deze leerling of persoon faalangstig is? Heeft hij of zij vroeger vervelende ervaringen opgedaan met bijvoorbeeld een bepaald vak of in het gezin van herkomst? Is het de omgeving die invloed heeft gehad op het kind? Etc.

Aan de hand van observatiegegevens kan er een behandelplan voor de leerling of persoon worden opgesteld.
Voorzichtigheid bij het stellen van de diagnose blijft geboden. Een nauwkeurige omschrijving van faalangst voorkomt dat het als verklaring wordt gegeven voor andere problemen. Faalangst is tenslotte geen etiket dat per definitie op bepaald gedrag geplakt kan worden.

Als het duidelijk is dat de leerling of de persoon faalangstig is, kan er overgegaan worden op de begeleiding. Buikpijn, vlinders in de maag, zweten, misselijkheid en hoofdpijn bij bijvoorbeeld het maken van een toets.
Faalangst is een speciale vorm van angst die kan voorkomen in (taak)situaties waarin prestaties verlangd worden. Faalangst is een veel voorkomend en wijdverbreid verschijnsel, dat zijn kiem vindt in een sterk prestatiegericht milieu, of als iemand al vroeg het gevoel heeft gehad zich te moeten bewijzen om zich een plaatsje te verwerven in het gezin van herkomst of op school. Iedereen kan zich er wel wat bij voorstellen, want het komt bij iedereen (in meer of mindere mate) voor. Kun je faalangst niet goed hanteren en heb je er last van, dan spreken we van negatieve faalangst. Je gaat dan onder je niveau presteren.

Dit kan zo negatief uitpakken dat het een negatieve invloed op iemand heeft. Negatieve faalangst vindt plaats als er een dermate hoge druk op iemand wordt uitgeoefend dat de kernkwaliteit zijn valkuil wordt. Als iemand voor zich zelf de lat altijd al hoog legt is de basis spanning hoog. Als er dan iemand nog hogere eisen stelt in een stressvolle situatie kan iemand daarop allergisch reageren, waardoor deze persoon in zijn eigen valkuil valt. Deze zogeheten allergie in iemands karakter wordt vaak door dominante en veeleisende personen versterkt. De uitdaging is dan om minder gevoelig te reageren op deze trigger van buitenaf.

Literatuur ‘faalangst’

  • FAALANGST OP SCHOOL- Ard Nieuwenbroek – Schoolpers, Houten
  • WERKEN MET SOCIAAL ANGSTIGE KINDEREN- Ulrike Petermann – Dekker & van de Vegt; Nijmegen
  • FAALANGST- Pieter Langedijk – Ank- Hermes; Deventer

Bij het samenstellen van dit artikel is voor een groot deel gebruikt gemaakt van de informatie van Silvia Lodder, die in mei 2000 afgestudeerd is aan de PABO, lerarenopleiding basisonderwijs in Arnhem. Haar eindscriptie ging over het onderwerp faalangst.

Test je faalangst op https://www.123test.nl/faalangst/

Scroll naar boven